Wanneer architect Gisbert Pöppler gevraagd wordt na te denken over een ontwerp voor een penthouse dat niet meer dan een kaal casco met glazen wanden betreft, weet hij door toepassing van hout, natuursteen en diepe kleuren een warm geheel te creëren.
In de volksmond wordt het gebouw schertsend Het Rode Klooster genoemd. Gelegen in de voormalige Sovjet-bezettingszone van Berlijn was Haus am Köllnischen Park ooit de Karl Marx-Hochschule, waarvan alleen de zusterschool in Moskou hoger stond aangeschreven. Door de jaren heen zetelden er verschillende instanties, maar in 2018 werd het imposante pand omgebouwd tot meer dan tweehonderd appartementen. Een van deze appartementen, gesitueerd in een glazen opbouw die op het dak van het pand geconstrueerd werd, kwam in het bezit van een stel van middelbare leeftijd zonder kinderen. Het betrof een woning van twee etages met elk een comfortabel terras. Dat wil zeggen: een potentiële woning, want voor architect Gisbert Pöppler er zijn intrede deed, was er slechts sprake van een leeg casco met betonnen vloeren en hoge wanden van glas rondom. Pöppler: ‘Het echtpaar was aanvankelijk in zee gegaan met een andere architect, maar die was – naar hun zeggen – te vastbesloten in zijn ideeën. Wat ze plezierig vonden aan mijn aanpak was dat alles in samenspraak ging en er gaandeweg, al debatterend, een stijl ontstond die ons alle drie aansprak.’
Meteen duidelijk was dat de architect een manier moest vinden om de ruimte qua atmosfeer warmer te maken. Pöppler: ‘Wanneer de buitenwanden uitsluitend uit glas bestaan, neigt de sfeer al snel naar die van een kantoorruimte. Dat heb ik door middel van materialen en kleuren weten te “corrigeren”. Soms was daar best wel wat overredingskracht voor nodig. Zo adviseerde ik de cliënten een vloer van eikenhout en donkere plafonds. In een overbelichte ruimte als deze is een dergelijk contrast echt essentieel en hoewel mijn klanten in eerste instantie twijfelden – wit voelt nou eenmaal altijd veiliger – besloten ze uiteindelijk te vertrouwen op mijn expertise en mee te gaan in de onverwachte kleurkeus. Nu vinden ze de donkerblauwe, bijna paarse, plafonds geweldig.’
Het bleef niet bij donkere plafonds. Om de ruimte op te splitsen zonder het loft-achtige gevoel kwijt te raken, ontwierp Pöppler drie kamers die hij los van elkaar in de ruimte positioneerde: links van de entree een slaapkamer met badkamer, rechts van de entree een tweede slaapkamer en in het centrale gedeelte een tweede badkamer. Pöppler: ‘Als je boven de ruimte zou zweven zou je een grote, glazen kubus zien met drie losstaande “dozen” die onderling, in de tussengelegen ruimtes, een gezellige sfeer creëren. En door de wanden van deze kamers niet volledig tot aan het plafond door te laten lopen hebben we de open atmosfeer weten te behouden.’
De wand in de slaapkamer werd voorzien een rode, Aziatisch aandoende lak die een mooi contrast vormt met de lage, met wit linoleum beklede wandkast, een eigen ontwerp van Pöppler. ‘Linoleum is vooral bekend van vloeren, maar ik vind de wat zachtere touch juist erg mooi werken bij meubels.’
Die zachte touch, warme kleuren en reliëf vormen een duidelijk leidmotief in Pöpplers werk. Zo koos hij voor de wand in de woonkamer ruwe kalkstenen panelen die bewust niet naadloos tegen elkaar gemetseld zijn, maar juist ietwat verspringen. Pöppler: ‘De gelaagdheid die daardoor ontstaat, maakt het minder streng en visueel spannender.’
In en rondom de lineaire keuken wist Pöppler een warme uitstraling te creëren door het keukeneiland donkergroen te verven en de wandkasten in een zacht, jaren vijftig-groen. De scheidingskasten voorzag hij van rotan panelen en koperen, capsule-vormige wandlampen die het geheel wederom een licht Aziatisch accent geven.
Schrijf je hier in voor onze nieuwsbrief.
Pöppler: ‘De eigenaren vertelden me laatst dat sinds ze hier wonen de gasten na etentjes veel langer blijven plakken, zo fijn vinden ze het hier.’ Lachend: ‘Voor hen een probleem, voor mij een groot compliment.’
Gepubliceerd in Residence No. 1/2, 2021 verkrijgbaar online. Fotografie: Robert Rieger | Tekst: Paola van Dam