Overslaan en ga direct naar de inhoud

De godinnen van Kiki Lamers


Elk beeld lijkt een eigen persoonlijkheid te hebben. Hoe ontstaat die?
‘Ik begin altijd met het hoofd. Nadat ik de eerste vormen van een gezicht heb opgezet, begin ik iemand te herkenen, dan wordt het iemand. Daarna kan ik met mijn handen zo'n gelaat voller of smaller maken, of een mondje een beetje open laten staan. Het is bijna met poppen spelen. Mijn gedachten en mijn handen liggen heel dicht bij elkaar, dat gaat heel natuurlijk. Ik begin gewoon te werken en op een bepaald moment herken ik iemand. Dan ga ik daarin mee, benadruk ik dat en vervolgens wordt het iemand.’

Je maakt voornamelijk vrouwen, godinnen bijna. Wat is de achtergrond daarvan?
‘Persoonlijk heb ik meer met heiligen dan met goden en godinnen. Heiligen zijn over het algemeen gewone mensen met wie iets buitengewoons gebeurt. Ze staan dus dichter bij ons, al leven ze niet in de maatschappij. Zo lang als ik me kan herinneren ben ik gefascineerd door levens van heiligen en dramatische vrouwfiguren uit de geschiedenis. Ik ben nu bijvoorbeeld een boek aan het lezen waarin het hoofd van Anna Boleyn wordt afgehakt. Dat houdt me dan wel heel erg bezig, maar in het atelier ga ik daar nooit zo letterlijk mee aan de slag. Ik wil een directe verbinding met mijn onderbewustzijn houden zodat ik me zo vrij mogelijk voel totdat het beeld echt vorm heeft. Totdat ik weet wie ze is en wat ze wil, probeer ik het zo open mogelijk te houden. Vervolgens vraag ik me af wat ze heeft meegemaakt. Ik denk dat bij die beelden ook kluizenaars zitten, vrouwen die zich hebben teruggetrokken in het bos, om daar hun einde af te wachten.’



Wil je met je beelden ook een verhaal vertellen?
‘Er bestaat een verhaal over drie godinnen die enorm lang haar hadden dat ze verweefden in het lot van de mensheid. Ik vind dat ik zo'n verhaal best kan gebruiken, zonder te duiden wie het precies is. Of het nou een godin, Maria Magdalena of Rapunsel is, voor mij is het in de eerste plaats een mens. Ik stel me voor dat als je je haar heel lang laat groeien en niet verzorgd hebt, dat je dan min of meer vergroeit met het bos. Dat de wortels en takken van de bomen en je haar allemaal één worden en alle dieren naar je toe komen en de vogels op je gaan zitten, een soort ultieme eenwording met de natuur. Zelf breng ik ook iedere dag uren in het bos door. Ik zou bijna willen dat ik daar een van die vrouwtjes tegen zou komen en dat ze bij me op schoot zou willen zitten.’

Lees verder in Residence No. 6, verkrijgbaar online.

Credits
/ Fotografie: Gert Jan van Rooij
/ Tekst: Twan Janssen

Back to top