Door de eeuwen heen verworden de meeste kastelen tot bevroren symbolen van macht. Castello di Tabiano, gelegen op de Emiliaanse heuvels en sinds anderhalve eeuw eigendom van de Corazza familie, is uitzondering op de regel. Het is waar dat Alessandro Cavazza de Altamer, architect en kleinzoon van Giacomo Corazza Martini, de huidige eigenaar van het kasteel, de jongste generatie van de Corazza familie vertegenwoordigt. De jongste, maar zeker niet de minst gepassioneerde generatie.
Wanneer we hem vragen de geschiedenis van het schitterende landgoed van zijn grootvader samen te vatten, gaat hij er eens lekker voor zitten en begint hij op een bevlogen manier te vertellen. ‘Castello di Tabiano kent zijn oorsprong tussen de 10de en 11de eeuw en werd door de machtige Pallavicino familie op de resten van een Romeins vestingwerk gebouwd. Het functioneerde indertijd als een plek van waaruit de natuurlijke zoutopslagen in de omgeving, belangrijk voor het pekelen van vlees, bewaakt werden. Bovendien was het een strategische plek om de Via Francigena, de pelgrimsroute, te controleren. Wat volgde kan ik het beste samenvatten, anders zitten we hier morgen nog, als eeuwen van heftige turbulentie: perioden waarin moord, verraad en oorlogen met andere adellijke clans aan de orde van de dag waren. Eind negentiende eeuw, de rust was eindelijk wedergekeerd, waren het mijn betovergrootouders, Giacomo en Rosa Corazza, die het kasteel, of beter, de restanten van het kasteel, besloten te kopen. Ik zeg bewust restanten, want tegen die tijd was het kasteel niet meer dan een ruïne.’
Zijn voorouders waren geen mensen van adel, voegt hij er snel toe. ‘Geen blauw bloed, wél vermogend. Rosa was de erfgename van een puissant rijke Zwitserse zakenman, die zijn fortuin verdiend had met de verkoop van schepijs in Engeland. Er waren in die tijd nog geen vriezers en hij was een van de eersten die blokken ijs uit Scandinavië importeerde om het schepijs koud te houden. Die ijs-business groeide uit tot een imperium met bars en restaurants met livemuziek en hij ontwikkelde zich later zelfs tot één van de grondleggers van het populaire Londense variététheater. Maar de stad was in die tijd, midden in de industriële revolutie, óók vies en gevaarlijk en Rosa besloot na het overlijden van haar vader een nieuw leven in het nog onbedorven Noord-Italië te beginnen. Daar trad ze in het huwelijk met een verre neef, Giacomo, mijn grootvaders opa.’
Het stel was voortvarend en ‘had wat te besteden’, aldus Alessandro. ‘Ze besloten in één ruk de Termen van Tabiano, een beroemd kuuroord met thermale bronnen, een gigantisch stuk land met maar liefst achtentwintig boerderijen en het Castello di Tabiano te kopen… je zou kunnen zeggen dat ze deze omgeving in korte tijd compleet opgekocht hebben.’
En het bleef niet bij kopen alleen. Ze besloten het kasteel weer bewoonbaar te maken en begonnen aan een enorme verbouwing die decennialang zou duren. Met hulp van de beste vakmannen uit de omgeving wisten ze het vergane bolwerk beetje voor beetje om te vormen tot een elegante residentie: ramen werden groter gemaakt, middeleeuwse muren gerestaureerd, de kelders werden verbouwd tot kantines voor de productie van wijn en Parmezaanse kaas, en het interieur werd verrijkt met prachtig stucwerk en fresco’s. Er herrees een aaneenschakeling van majestueuze salons, studeerkamers en ontelbare slaapvertrekken die Rosa liefdevol inrichtte met antieke meubels uit Engeland. Uiteindelijk was het resultaat een typische negentiende-eeuwse patriciërswoning in een structuur die uit het jaar duizend stamt... zonder meer een bijzondere combinatie.’
Doel van de indrukwekkende residentie was, aldus Alessandro, het opdoen van goede contacten in de hogere kringen. ‘Net als nu was het geven van diners — met de juiste gasten — in die tijd dé manier om door te dringen tot de beau monde. Je huis functioneerde daarbij als visitekaartje.’ Ander belangrijk onderdeel van het socialiseren was de jacht. ‘Het functioneerde een beetje zoals het golfen nu, in die zin dat het een activiteit was waarbij het sociabele gedeelte, het maken van nieuwe (zakelijke) contacten, belangrijk was.’ Hoe belangrijk blijkt uit het feit dat de bovenste etage van het kasteel, een slordige achthonderd vierkante meter, volledig bestaat uit de stanze dei cacciatori (kamers voor de jagers), vertrekken die in de nabije toekomst verbouwd zullen worden tot twaalf unieke hotelsuites.
Hotelsuites, wat overigens niet betekent dat het kasteel door de laatste generatie getransformeerd wordt tot hotel. Alessandro: ‘Zeker niet. Wij zullen altijd op onze eigen vleugel blijven wonen, samen met onze geliefde opa, Giacomo, (‘negenenzeventig jaar en nog steeds kwiek en supersnel van geest’) mijn broer Giacomo, zijn vriendin en hun vier honden. In de zomermaanden is het hier een komen en gaan van neven en nichten en de gasten zullen zich hier eerder te gast bij de familie Corazza voelen dan bezoekers van een hotel. Maar het is een kostbare aangelegenheid zo’n kasteel, dus we moeten ook praktisch zijn om het allemaal enigszins rendabel te maken.’ Om daaraan toe te voegen: ‘Wat het nooit zal zijn!’
Alessandro, die jarenlang in het buitenland werkte en sinds een jaar een groot deel van zijn tijd op het kasteel woont, geeft toe dat een dergelijk landgoed onderhouden best zwaar kan zijn. ‘Met het geld dat we hier geïnvesteerd hebben zou een private banker heel wat goede beleggingen hebben kunnen doen, dus puur financieel gesproken is het geen succesverhaal. Het is iets wat we uitsluitend doen omdat we zo aan deze plek verknocht zijn en het belangrijk vinden dat het blijft bestaan.’
Zijn mooiste herinneringen heeft hij aan het Paasfeest, het moment dat de kasteeldeuren na de winter weer voor het eerst opengingen, simpelweg omdat het er eerder te koud was. ‘Achtduizend vierkante meter verwarmen is geen sinecure.’
En dus was het elk jaar weer wachten op dat magische moment waarop de luiken en ramen werden opengegooid, de zon de verduisterde kamers verwarmde en de jongste telgen van de familie uit de verschillende streken weer bij elkaar kwamen. Vooral de zoektochten naar de vele frambozen in de omgeving, samen met zijn vele neefjes en nichtjes en bewapend met grote manden, toveren een wat melancholische glimlach op zijn gezicht. ‘Ook in mijn jeugd was het een echt familiehuis, maar indertijd was Castello Tabiano niet het hele jaar bewoond. Mijn opa moest in de jaren zestig voor zijn werk naar Rome verhuizen en daardoor stond het kasteel de herfst- en wintermaanden leeg. Nu is het constant betrokken en die voortdurende aanwezigheid voel je. Ook omdat we sinds 2016 alles, inclusief de tuinen, intensief aan het restaureren zijn en het kasteel door middel van events en tours weer op de kaart willen zetten.’ Lachend, na een korte pauze: ‘Want laten we eerlijk zijn: onze familie vormt slechts vijftien procent van het complete verhaal van dit kasteel, dus als we überhaupt een vermelding willen in de geschiedenis van Castello Tabiano zullen we hier echt de handen uit de mouwen moeten steken.’