Het is niet wat je behoort te doen en het gebeurt zelden, maar soms zou je als reisjournalist een plek liever onder de radar willen houden. Het sprookjesachtige resort Nihi op het eiland Soemba is daar een goed voorbeeld van.
Iets voor jezelf houden, en niet omdat het minder bijzonder was dan je verwacht had, maar omdat de bestemming in kwestie zo ongerept en zo zeldzaam is dat je een stroom van enthousiaste bezoekers eigenlijk zou willen tegenhouden, omdat een toeris- tische invasie de plek onherroepelijk kwaad zou doen... Laat ik het maar meteen toegeven: het eiland Soemba valt binnen deze categorie en daarmee automatisch het paradijselijke Nihi-resort. Na een verblijf op het door mij geliefde Bali, waar de gemiddelde toerist anno 2025 op Birkenstocks loopt en aan meditatie, spirituele reiniging of Tibetaanse schaalklanktherapie doet, is de aankomst op het vliegveld van Tambaloka al een verademing. Geen aaneenrijging van fastfoodketens, lelijke souvenirs en tax-free parfums, maar slechts een extreem slome bagageband in een non-descripte hal met het ietwat verkleurde portret van Prabowo Subianto, de president van Indonesië, het nationale wapen en een vaas plastic bloemen. Er hangt een handjevol mannen rond, een paar op blote voeten en allemaal met een om het hoofd gevouwen Ikat, de textielsoort met prachtige ingeweven motieven die op Soemba nog volgens een eeuwenoud procedé gemaakt wordt, en één blijkt van het Nihi resort te zijn. Als hij ons voorgaat naar de open jeep die buiten geparkeerd staat nemen we het lege, stoffige straatbeeld in ons op. Geen hoogbouw, geen drukte, geen rijen taxi’s en geen (zoals op Bali) eindeloze stoet van scooters en brommers. We nemen plaats en krijgen een verse kokosnoot in onze handen gedrukt. De reis naar Nihi zal anderhalf uur duren, zo wordt ons verteld, en we besluiten het landschap onderuit- gezakt en met het haar in de warme wind te monsteren.
Loslopende paarden
De eerste twintig minuten komen we langs lintdorpen met tal van huizen die een opvallend hoge, driehoekige toren in het midden van het dak hebben. Sommige van riet, sommigen van golfplaat, en stuk voor stuk gebouwd op palen en met een soort hunebed-achtige graftombe in de tuin. Onze gids legt in gebrekkig Engels uit dat Soembanezen animisten zijn en geloven dat planten, bomen, stenen, bergen en rivieren net als mens en dier een ziel hebben. Het disproportioneel hoge dak zou de overleden familieleden een soepele toegang verstrekken tot de hemel.
De weg slingert voort, eerst nog langs opvallend veel jonge kinderen die, gekleed in schooluniform, allemaal enthousiast naar ons zwaaien, en dan dwars door een groen heuvellandschap zonder sporen van menselijke inmenging. Hier en daar wat honden, een man met een buffel en slechts om de zoveel tijd een brommer waarvan de bestuurder altijd naar ons lacht. Soemba, dat tot één van de armste gebieden in Indonesië behoort, is twee keer zo groot als Bali maar telt slechts een zesde van de bevolking. Het noordelijke gedeelte is bijna overal onvruchtbaar en bestaat voor het grootste deel uit droge rotsgrond. De rest van het eiland existeert uit met sandelhout begroeide bergen en, in het lagere gedeelte, regenwoud en mangroven langs de kustlijn. In het zuidwesten doemt een brede en oogverblindend mooie kustlijn op, zo mooi dat we de chauffeur verschillende malen vragen te stoppen voor een foto. We weten dan nog niet dat Nihi aan een van de mooiste stranden van het eiland ligt, 2,5 kilometer ongerepte kuststrook die slechts betreden wordt door een twintigtal loslopende paarden en het handjevol bezoekers van het eco-resort, dat de bungalows, gebouwd volgens de traditionele Soemba-architectuur, stuk voor stuk een adembenemend mooi uitzicht op de oceaan hebben en dat alles bij Nihi draait om het contact met de overweldigende natuur.
De perfecte golf
Maar laten we beginnen bij het begin en teruggaan naar 1988, het jaar waarin echtgenoten Claude, een voormalige clubeigenaar in Kenia, en Petra Graves, het waanzinnige plan opvatten om een resort op het Indonesische Soemba te bouwen. Soemba, gelegen tussen Soembawa, Flores en Timor, was indertijd een geïsoleerd eiland dat uitsluitend door enkele surfers bezocht werd. De Franse Claude, zelf een fervent surfer, en zijn Duitse vrouw Petra hadden de jaren ervoor door heel Azië gereisd, op zoek naar de perfecte golf. Maar de contreien-met-de-perfecte-golf hadden zelden een fijn onderkomen te bieden, en met name Petra begon moe te worden van het reizende bestaan en het verblijven in karige hutjes zonder stromend water of elektriciteit. Op een avond in de Filipijnen, zittend in een bar en hardop mopperend over dit eeuwige gebrek aan stabiliteit en comfort, beet een Australische expat ze toe dat ze zelf iets zouden moeten beginnen. Die opmerking, notabene van een vreemde met een slok op, had effect. Na een aantal dagen brainstormen besloot het stel de stoute schoenen aan te trekken en een slordige 500 hectare aan tropisch regenwoud, prachtige kliffen en ongekend mooie stranden (én golven) op het onderontwikkelde en goedkope Soemba te kopen en er zes bungalows te bouwen. Een ambitieus plan dat helaas niet resulteerde in lange surfsessies voor Claude en de verlangde rust voor Petra, maar uitliep op het bouwen van malariaklinieken voor de plaatselijke bevolking en het genereren van hulpmiddelen voor de vele ondervoede kinderen die ze er aantroffen. Dat Petra en Claude uiteindelijk zelf ook verschillende malen door malaria geveld werden spreekt voor zich. En na tropenjaren van keihard werken, het aanleggen van ingenieuze waterfilters om te kunnen baden, koken en drinken, het lesgeven aan de paar surfers die kwamen aanwaaien, het opleiden van de locals en het vechten tegen de malaria- mug, besloot het stel Nihiwatu -zoals het toen nog heette- in de verkoop te zetten.
Dertig miljoen dollar
Maar niet voordat ze de Sumba Foundation hadden opgericht. Met die stichting wilden ze waarborgen dat de door hen inmiddels zo geliefde eilandbewoners altijd profijt zouden ondervinden van het resort en gerespecteerd zouden worden in hun manier van leven, een principe dat tot op de dag van vandaag op Nihi voortleeft. Wie zich de luxe kan permitteren op het resort te verblijven wordt niet alleen geïnformeerd over de culturele (en unieke) tradities van de eilandbewoners; ook wordt men op de hoogte gebracht van de precaire situaties waarin men vaak leeft en aangespoord giften te doen of anderzijds betrokken te raken bij het steunen van de lokale bevolking. En die ethische, bewustmakende aanpak heeft zijn vruchten afgeworpen. Sedert de oprichting van de Nihi Foundation werden er tal van scholen gesticht, malariaklinieken gebouwd, vele waterputten gegraven, wegen aangelegd en voedsel verzameld voor duizenden noodlijdende families. En dat niet alleen. Sinds het resort in 2012 werd overgenomen door Christopher Burch, de ex-echtgenoot van mode-tycoon Tony Burch, en de hotelier James McBride, werd er dertig miljoen dollar in Nihi geïnvesteerd. De bungalows werden uitgebreid tot drieëndertig exemplaren, er kwamen drie geweldige ‘voeten in het zand-restaurants’, paardenstallen met een groeiend aantal paarden en een oogverblindend mooi wellnesscentrum, alles gemaakt uit lokale materi- alen en op een manier die authentiek is aan de plaatselijke architectuur. Negentig procent van alle medewerkers komt van Soemba en is binnen Nihi opgeleid, er werd een riante moestuin aangelegd om autonoom groenten en fruit te (leren) verbouwen en malaria is er voor een belangrijk deel uitgeroeid.
Totale ontspanning
Als we na een prachtige rit eindelijk de oprijlaan van Nihi opdraaien en via een slingerweg richting de kustlijn onder ons rijden is het meteen duidelijk dat we op een unieke plek beland zijn. Nergens is er hoogbouw te zien, er liggen geen plezierjachtjes of waterscooters in het water, het uitgestrekte strand is vrij van handdoeken, parasols of bedjes en er heerst een bijna onwerkelijke rust. We zijn hier -letterlijk- in the middle of nowhere. De jeep stopt bij een prachtig gebouwtje met rieten puntdak waar een vriendelijk duo ons met vochtige handdoekjes staat op te wachten. Adji en Marthen Kaka, twee breed lachende medewerkers, geven ons kort uitleg over het resort en begeleiden ons vervolgens met een buggy naar onze bungalow. Dat blijkt een perfect voorbeeld te zijn van ‘laid back luxury’, waarbij de luxe, toch een vervelend woord, staat voor het overweldigende contact met de ongerepte natuur. In het huisje, voorzien van een riante badkamer met douche in de openlucht, een traditioneel gevlochten dak en houten jaloezieën, staat een centraal bed (met een plafondhoge klamboe) dat uitzicht biedt op een klein privé-zwembad en de oceaan. Er staat een koffiezetapparaat klaar, er zijn organische zeepjes en lotions, glazen flessen met water in overvloed en een grote schaal vers, tropisch fruit. Geen moeilijke lichtschakelaars, geen flatscreen tv’s, geen andere overbodige onzin. Via de app kunnen we Marthen en Adji te alle tijden bereiken en mochten we iets nodig hebben dan zijn ze rond de klok beschikbaar.
Het enige wat nu rest is onze kleding om te wisselen voor badgoed en een sarong, een outfit die vanaf dat moment standaard is, en het pad richting het strand af te dalen. Daar begint wat alleen omschreven kan worden als drie dagen van totale ontspanning en verwondering, van een verblijf in een echte wildernis omringd door slechts een handjevol mensen dat, door de enorme omvang van het resort, vrijwel onzichtbaar blijkt. Van de beste en langste massages op de rand van een klif met uitzicht op rijstvelden en de oceaan. Van voortreffelijk eten en van onvergetelijke wandelingen door de jungle, langs authentieke kampongs en over verlaten stranden. Van paardrijden op diezelfde stranden, waarbij de tocht elke keer eindigt met een verkoelende duik wanneer de rustige viervoeters tot aan hun nek het water inlopen. Een aards paradijs kortom, Nihi, waarvan we alleen maar kunnen hopen dat het tot in de eeuwigheid blijft zoals het is. nihi.com
Schrijf je hier in voor onze nieuwsbrief.