Overslaan en ga direct naar de inhoud

De geschiedenis van het gordijn door de eeuwen heen

In de zeventiende eeuw was het gordijn een pronkstuk. Het vertelde tot welke klasse de bewoners hoorden. Verder waaiden de Nederlandse gordijnen vooral met de Franse mode mee. Wat wel weer typisch Nederlands is: we doen ze nooit dicht!

Eeuwenlang zat ze in het duister, Het meisje met de paarlen oorbel. Maar begin 2020 ontdekten de onderzoekers van het project Meisje in de schijnwerpers, via speciale scans, een gordijn rechts achter haar. Dat de achtergrond van het beroemdste schilderij van Vermeer oorspronkelijk groen was in plaats van zwart wisten ze wel, maar een gordijn ontdekten ze pas toen de scans ook een diagonale plooi onthulden. Een verrassing die totaal uit de lucht komt vallen is het eigenlijk niet. De zeventiende eeuw was ook de eeuw van het gordijn. Het verscheen in die tijd niet alleen voor het eerst voor de ramen, maar beheerste ook de interieurs. Om tocht en kou te weren werden overal in huis gordijnen opgehangen. Op muren, langs deuren, schoorstenen, als scheiding in de ruimte en rond het bed. Bedgordijnen boden privacy in het zeventiende-eeuwse liefdesverkeer.

Pronkstuk
Verder functioneerden ze, net als de andere gordijnen in huis, als pronkstuk. De handel floreerde en Nederland was politiek gezien in rustig vaarwater gekomen. Niet alleen de adel, maar ook rijke burgers konden zich stoffen als brokaat, fluweel en zijde veroorloven en dat wilden ze laten zien. Het is ook om die reden dat rijke inwoners, volgens historica Thera Wijsenbeek-Olthuis, raamgordijnen gingen ophangen in hun mooiste kamers. De gordijnen waren niet bedoeld om te sluiten, maar om de blik naar het interieur te trekken. In haar De sociale geschiedenis van het gordijn schrijft ze dat die raamgordijnen volgens haar niets te maken hadden met het tegenhouden van kou en nieuwsgierige blikken. Want daarvoor waren de houten luiken veel effectiever.

De aan de universiteit van Delft verbonden cultureel antropologe Irene Cieraad komt in haar artikel Een bewoond gordijn, een symbolische analyse van het gordijn in het Nederlandse interieur tot een andere verklaring voor de verschijning van het raamgordijn. Volgens haar had het eenvoudigweg te maken met de komst van het glas. De luiken van de huizen sloten aan de buitenkant, de beglazing zat aan de binnenkant. Het kaarslicht binnen gaf ’s avonds een ongezellige blikkering tegen het glas. Daarom verschenen er in Nederland voor het eerst gordijnen voor de ramen.

‘De gordijnen waren niet bedoeld om te sluiten, maar om de blik naar het interieur te trekken’

Gordijnen met schwung 
Hoe dan ook. Die eerste raamgordijnen zagen er eenvoudig uit. Rechttoe rechtaan, veel minder geplooid dan de bedgordijnen. Eind zeventiende eeuw, begin achttiende eeuw kwam er ook in de raamgordijnen meer schwung. Een grote rol hierin speelde Daniël Marot, een uit Frankrijk gevluchte hugenoot en interieurontwerper die zich in Den Haag settelde en werkte aan het Nederlandse hof. Marot ontwikkelde de met gordijnstof gestoffeerde ‘kapplanken’ die boven de gordijnen hingen. Hij kwam ook met enorme draperieën, pluimen en kwasten. En hij vond het ophaalgordijn uit, dat met fraaie dikke koorden opgehaald kan worden tot een sierlijke rand aan de bovenkant van het raam. Ingetogen en elegant. In de tweede helft van de achttiende eeuw en het begin van de negentiende eeuw beïnvloedden opgravingen in Pompeï en Herculaneum de Franse, neoklassieke gordijnmode. Gordijnroeden werden afgewerkt met knoppen in de vorm van speren en laurierkransen. De gordijnen zelf wemelden van de gedrapeerde volants (sierstroken) die vanaf rijk bewerkte kroonlijsten tot op de grond vielen en waren gemaakt van lichte stoffen zoals zijde en katoen, tafzijde en satijn.

Textiel universum
In de negentiende eeuw ging Nederland werkelijk helemaal los met de gordijnen. Dankzij de industriële revolutie was er een overvloed aan textiel. Zoals historica Ileen Montijn over het begin van de twintigste eeuw schrijft in haar boek Leven op stand. ‘In grote huizen hingen rond 1900 portières voor alle belangrijke deuren en schermden verschillende soorten gordijnen de ramen af. Tegen inkijk waren er vitrages en voor de sier nog onder- en overgordijnen, waarvan de roeden zedig schuilgingen onder lambrekijns of vallen. ’s Zomers als de kachel was opgeborgen, hing er zelfs een gordijn voor de schoorsteen en in rijke interieurs waren er draperieën rond de haard of kachel.’ Dat ging zelfs zo door tot halverwege de twintigste eeuw, blijkt uit de beschrijving van het naoorlogse Nederlandse interieur door schrijver Rudy Kousbroek, die Irene Cieraad in haar artikel heeft opgenomen. ‘Overal gordijnen, dikke en dunne, soms in twee of zelfs drie lagen over elkaar. [...] De aanblik van dit textiele universum was vooral ’s avonds verbluffend, want al die gordijnen gingen nooit dicht. Je kon zo naar binnen kijken en dan zag je de mensen rondlopen of aan tafel zitten, onder een lamp die ook weer niets anders was dan een cilindrisch gordijn, inwendig verlicht. Zelfs de jurken van de vrouwen zagen eruit als gordijnen.’

'Bedgordijnen boden privacy in het zeventiende-eeuwse liefdesverkeer'

Lamellen
Het textiele universum brokkelde langzaam af toen de betere woonwinkels eind jaren veertig de modernistische ideeën van de stichting Goed Wonen gingen verkopen. Het interieur moest voortaan licht en luchtig, de ramen zoveel mogelijk vrij. Weg met de overdadige stoffen. Het gordijnen-tij keerde. In de jaren zestig werd vitrage door de meeste jonge gezinnen in de ban gedaan. In de vensterbanken verschenen grote planten tegen inkijk. Of, wat ook heel erg hip was, een lap macramé met grote kralen. In de jaren tachtig werden ook overgordijnen steeds vaker weggelaten. Stoffen gordijnen met plooien werden gezien als iets oubolligs. Wie echt cool was had zelfs helemaal geen gordijnen of schafte zich in de jaren tachtig kunststof lamellen aan. Maar rond 1990 kwam het gordijn toch weer terug. En dat is zo gebleven. Het is er in alle soorten en maten. Er is niet één soort stijl, alles kan. Zelfs de witte vitrage die in de jaren zestig het summum van burgertruttigheid was, verschijnt weer voor de ramen. Gordijnen komen, gordijnen gaan. Maar het enige dat nooit lijkt te veranderen, is dat we ze zo vaak open laten staan.

Illustratie: Ismay Dotinga | Tekst: Emilie Escher

INSPIRATIE

Back to top